Turf en hout
Turf en hout hebben een enorme invloed op
het karakter van de whisky.
Turf
Turf (peat) wordt bijna overal op de
Britse eilanden gevonden en het gebruik ervan in de productie
van de meeste Schotse whisky’s zorgt voor die unieke, rokerige,
smaak. Turf is aarde die bestaat uit grassen, mossen, takken en
wortels die over de eeuwen heen in de bodem werden samengedrukt.
Het
gebruik in de whiskyindustrie
De ontgonnen turf wordt (meestal met de hand)
gesneden en te drogen gelegd gedurende een tweetal weken. Dan wordt
hij naar de distilleerderij gebracht in de buurt (meestal komt de
turf van grond die in bezit is van de distilleerderij zelf). De turf
wordt verbrand onder de gerst om mout te bekomen. Omdat het zo
compact is brandt het zeer lang met een constante temperatuur en
rook (wat ook verklaart waarom het in Schotland ook nog dikwijls als
een bron van verwarming wordt gebruikt in de huiskamer).
Phenols
Het gebruik van turf is één van de redenen waarom whisky’s zo
verschillend kunnen smaken. De rook van turf bevat chemicaliën –
phenols genoemd – die door de gerst opgenomen worden tijdens het
mouten. De hoeveelheid phenols wordt bepaald door de duurtijd dat de
gerst aan de rook werd blootgesteld, de hoeveelheid rook die
vrijkwam bij het verbranden van de turf en natuurlijk ook het soort
turf die gebruikt werd.
Eens het mout wordt afgevoerd
om te worten, wordt de hoeveelheid phenols gemeten.
Dit wordt uitgedrukt ik ppm – parts per million. Een
distilleerderij zal steeds dezelfde ppm in zijn mout
nastreven. De ppm
wordt ook in het eindproduct gemeten. Hoe hoger de
ppm in de whisky, hoe rokeriger hij
smaakt. In onderstaande lijst zie je enkele voorbeelden van de
ppm per distilleerderij. Hieruit kan je conluderen dat een
Bunnahabhain een bijzonder zachte whisky is, terwijl een
Ardbeg je de eerste keer wellicht zal doen tranen.
Distilleerderij |
Aantal ppm |
Bunnahabhain |
1-2 |
Bruichladdich |
3-4 |
Springbank |
7-8 |
Ardmore |
10-15 |
Highland Park |
20 |
Bowmore |
20-25 |
Talisker |
25-30 |
Lagavulin |
35-40 |
Laphroaig |
40-43 |
Ardbeg |
55 |
Hout
Ook het eikenhouten vat of fust (cask)
waarin de whisky gerijpt heeft, oefent zijn invloed uit op de smaak.
Dat deze vaten van eik moeten zijn, werd bij wet vastgelegd. De
keuze van deze houtsoort ligt voor de hand: het is sterk maar heeft
toch een structuur waardoor er geen lekken kunnen ontstaan, is
poreus waardoor zuurstof in en uit het vat kan en kan door
verhitting gebogen worden zonder te breken (wat natuurlijk van
belang is bij de productie van fusten).
Hout zit vol natuurlijke oliën,
die vanillins worden genoemd. De
spirit trekt als het ware deze
vanillins uit het vat tijdens het
rijpingsproces en vormen dus mee de complexe smaak van de whisky. Er
worden momenteel drie houttypes gebruikt in de whiskyindustrie en ze
hebben allemaal hun eigen specifieke kenmerken.
Europese
eik
Dit type eik (Quercus Robur) wordt al meer dan tweehonderd jaar gebruikt in het rijpingsproces
van Schotse whisky en Ierse whiskey. De eerste fusten werden gemaakt
van eiken in Engeland of Schotland, maar gezien de trage groei van
deze lokale boom werd al snel uitgeweken naar Russische eik.
Vanaf 1860 begonnen de Britten sherry te importeren uit Spanje. De eiken vaten waarin de sherry gerijpt had waren gelijkaardig – van Spaanse eik – maar een pak goedkoper. :p>
Tegenwoordig wordt steeds meer
gebruik gemaakt van Franse eik. Deze worden traditioneel gebruikt
voor het rijpen van wijn en worden door de distilleerderijen
voornamelijk gebruikt om een speciale afdronk aan hun whisky te
bezorgen.
Enkele typische
‘smaak’-termen
sherry, gedroogd fruit (rozijnen), kruiden (kaneel, nootmuskaat),
karamel, sinaas.
Amerikaanse eik
Dit type eik (Quercus Rubra) wordt pas sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog gebruikt, nadat
een wet werd ingevoerd om de vatenindustrie nieuw leven in te blazen
na de Drooglegging van de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Ook
de Ieren en Schotten begonnen de Amerikaanse
bourbon casks te gebruiken voor
de rijping van hun whisky’s.
Amerikaanse eik wordt gezien
als de perfecte houtsoort voor whiskyvaten omdat hij snel groeit met
een kaarsrechte stronk, met een hoog gehalte aan
vanillins. Een typisch Amerikaans vat,
de zogenaamde ASB (wat staat voor American Standard Barrel),
wordt gezien als ideaal omwille van de goede verhouding tussen de
hoeveelheid spirit en de oppervlakte van
de binnenkant van het vat. Resultaat: bijna 90% van alle whisky’s
wereldwijd worden nu gerijpt in Amerikaanse eiken bourbon
fusten.
Enkele typische
‘smaak’-termen
vanille, honing, noten (kokosnoot, amandel,
hazelnoot), karamel en kruiden.
Japanse
eik
Dit type eik (Quercus Mongolica), beter
bekend als de Mizunara eik, wordt sinds 1930 gebruikt in de Japanse
whiskyindustrie. De Mizunara heeft een bijzonder hoog gehalte aan
vanillins, maar is zacht en zeer poreus.
Het hout durft lekken en raakt gemakkelijk beschadigd. Daarom wordt
ook in Japan voornamelijk gebruik gemaakt van
bourbon of sherryvaten om de whisky te rijpen en pas op het
einde van dit rijpingsproces overgeheveld naar Mizunara-vaten om de
specifieke smaak te krijgen.
Enkele typische
‘smaak’-termen:
vanille, honing, bloemen, bloesem, vers fruit
(peren, appels), kruiden (nootmuskaat, pepers), hout.
Soorten whiskyvaten
Wanneer je een fles whisky koopt kan het type vat waarop hij gerijpt
werd vermeld staan. Maar wat zijn we met die informatie als we niet
weten welke eigenschappen de verschillende soorten fusten hebben?
Een vuistregel is: hoe kleiner het vat, hoe meer de rijpende
spirit in contact is gekomen met het hout van het vat eromheen
en hoe groter dus de invloed van de natuurlijke oliën, de zogenaamde
vanillins.
Inhoud |
Type |
40 liter |
Blood Tub |
50 liter |
Quarter
Cask |
200 liter |
ASB of
American Standard Barrel |
225 liter |
Hogshead |
300 liter |
Barrique |
500 liter |
Puncheon |
500 liter |
Butt |
650 liter |
Port Pipe |
650 liter |
Madeira
Drum |
700 liter |
Gorda |
De meest gebruikte vaten zijn het American Standard Barrel en de Butt.
-
Copyright (c) 2023 Whivie.be. All rights reserved.